Allereerst heel hartelijk gefeliciteerd met de 40e verjaardag van Halt.
Veertig jaar geleden studeerde ik orthopedagogiek. Rond de oprichting van Halt begon ik met mijn stage. Die stage liep ik bij een soort huiskamerproject waar jongeren die met justitie in aanraking kwamen binnen konden lopen. De periode tussen het moment van de aanhouding en de zitting werd benut om met deze jongeren een plan te maken dat aan de kinderrechter en de officier van justitie werd voorgelegd en waarin de jongere zijn of haar toekomstplannen presenteerde. Huisvesting, school, werk of een andere dagbesteding. Een perspectief waarmee de jongere de rechter en officier probeerde te overtuigen. En een stok achter de deur voor wanneer er een voorwaardelijke straf werd uitgesproken.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik samen met een jongen op zitting was. Een lid van de harde kern van de Z-site. De supportersvereniging van FC Groningen met een zeer slechte naam. Hooligans! Hij was al eerder bij de rechter geweest. Maar nu had hij een vriendinnetje, mooie plannen voor opleiding, hij had huisvesting en een pitbull.
Ik voelde me zo klein toen de officier aangaf dat hij er niets van geloofde. Dat ik me als studente om de tuin had laten leiden. Maar de jongen kreeg toch de kans om z'n plannen uit te voeren. Ik heb hem in de jaren daarna een beetje gevolgd. Tot mijn triomf bleek het zijn laatste justitiecontact te zijn geweest. Of dat aan het mooie plan lag of aan het vriendinnetje, of de pitbull. Mogelijk aan allemaal. Mijn interesse in het jeugdstrafrecht en jongeren die hiermee te maken krijgen is in die tijd gewekt en sindsdien gebleven.
Als Kinderombudsman heb ik de taak te bevorderen dat kinderrechten in Nederland worden nageleefd.
Alle kinderrechten.
Van alle kinderen.
Zonder onderscheid. Zo zou het moeten.
En toch, sommige kinderen zijn iets gelijker dan andere kinderen. Bij kinderen met justitiecontacten vinden we kinderrechten soms net iets minder vanzelfsprekend. Dit geldt overigens ook voor kinderen van ouders met justitiecontacten.
'Eigen schuld, niet piepen, aanpakken.' En voor wat betreft kinderen van ouders in detentie: 'Er kleeft vast iets aan het kind.'
Onterecht! Kinderen die met justitie in aanraking komen hebben dezelfde rechten als andere kinderen. Net als kinderen van ouders met justitiecontacten.
En - dat zeg ik als gedragswetenschapper - grensoverschrijdend gedrag is in de adolescentie niet ongebruikelijk en kan een functie hebben in het proces van volwassen worden.
Daarnaast worden de gevolgen van een strafrechtelijke vervolging en het opsluiten van een kind nog al eens onderschat. Ook als je iets strafbaars hebt gedaan, kunnen de ervaringen intimiderend zijn. Je kunt last krijgen van de opsluiting, angst ervaren, herbelevingen, stigmatisering en je krijgt soms een strafblad.
Het Kinderrechtenverdrag erkent daarom dat kinderen die een delict hebben gepleegd naast dader ook kind en kwetsbaar zijn en recht hebben op extra bescherming.
Ook voor hen gelden de basisbeginselen van het IVRK.
Hun belang is eerste overweging bij alle besluiten die er over hen genomen worden. Hun ontwikkelingsperspectief staat hierbij voorop, ze verdienen een gelijke behandeling en moeten hun stem kunnen laten horen over de zaak waarover wordt beslist.
Daarnaast staan in het Kinderrechtenverdrag artikelen die specifiek gaan over kinderen en het jeugdstrafrecht en het opsluiten van kinderen. Een kind mag bijvoorbeeld alleen opgesloten worden als uiterste maatregel, voor de kortst mogelijke duur. Kinderen mogen niet opgesloten worden met volwassenen. Ze mogen niet de doodstraf of levenslange gevangenisstraf krijgen. En een buitenrechtelijke afdoening - zoals een Haltafdoening - moet mogelijk zijn.
Het Kinderrechtencomité – dat toezicht houdt op de naleving van het Kinderrechtenverdrag - heeft twee keer een toelichting geschreven over kinderrechten en het jeugdstrafrecht. Hier gaat het Kinderrechtencomité onder meer in op het belang van de buitengerechtelijke afdoening om kinderen weg te houden van de formele rechtsgang.
Volgens het Kinderrechtencomité verdient buitengerechtelijke afdoening in de meeste gevallen de voorkeur. En Het comité stelt dat dit ook bij ernstige strafbare feiten mogelijk moet zijn.
Aan die buitenrechtelijke afdoening worden een aantal voorwaarden gesteld.
Deze mag alleen gebruikt worden wanneer er overtuigend bewijs is dat het kind het strafbare feit heeft gepleegd. Het kind moet de verantwoordelijkheid vrijelijk en vrijwillig, zonder intimidatie of druk toegeven. De bekentenis mag niet tegen het kind worden gebruikt in een latere gerechtelijke procedure. En de instemming van het kind moet gebaseerd zijn op adequate en specifieke informatie over de aard, de inhoud en de duur van de maatregel. Het kind moet goed begrepen hebben wat de gevolgen zijn als het niet meewerkt of de maatregel niet voltooit.
Werken wij in de Nederlandse praktijk altijd zo?
Bij het ombudswerk van de Kinderombudsman komen regelmatig signalen binnen over en van kinderen die in aanraking komen met het strafrecht. En voor deze gelegenheid hebben wij gekeken naar een paar zaken die over de Halt-straf gingen.
De eerste:
Een vader die belt namens zijn dochter. Zijn dochter werd beticht van het plegen van een winkeldiefstal, maar zo vertelt vader het was haar vriendin die had gestolen. Zijn dochter stond al een tijd buiten de winkel op haar te wachten. Ze wist niet dat haar vriendin iets had gestolen. Ze hebben zes uur in een cel doorgebracht. De politie zei haar ga akkoord met HALT en daarna ben je van alles af. De politie heeft volgens vader zijn dochter niet verteld dat dit in principe een schuldbekentenis is.
Zoals vader het vertelt is er geen overtuigend bewijs en lijkt het meisje onder druk te zijn gezet de Halt-straf te accepteren.
Dan een verhaal van een moeder. Zij belde ons dat haar zoon ADHD heeft en altijd op speciaal onderwijs heeft gezeten. Hij krijgt daarnaast ook ambulante begeleiding. Haar zoon heeft in de Jumbo iets gestolen van 4 euro. Hij is gepakt en de politie is erbij gehaald. De jongen is 10 uur vastgehouden. Niemand mocht hem spreken, ook zijn moeder niet. Hij is doorverwezen naar Halt. Moeder vindt dit buiten proportie voor de diefstal van 4 euro. Hij had immers ook al 10 uur in de cel gezeten. Daarbij vindt moeder dat er rekening had moeten worden gehouden met haar zoons kwetsbaarheid.
Dan een jongen van 16 jaar. Hij schreef ons dat hij een fakkel had afgestoken bij een voetbalstadion. En dat hij hiervoor een Halt-straf heeft gekregen, naast een geldboete plus een stadionverbod. "Dan word ik voor een feit drie keer gestraft", schreef hij.
Allemaal eenzijdige verhalen maar toch, het is belangrijk om kritisch te blijven. Hoe bewaken we dat kinderen naar Halt gaan omdat dit het meest passend is en hoe voorkomen we doorverwijzingen omdat Halt bestaat. Zogenaamde aanzuigende werking.
Dat kan onder andere door de besluitvorming conform het kinderrechtenverdrag vorm te geven. Bij het besluit een kind door te verwijzen naar Halt, moet diens ontwikkelingsbelang voorop staan. Dit belang onderzoek je volgens het Kinderrechtencomité door te kijken naar verschillende aspecten zoals de identiteit van het kind, diens kwetsbaarheid, wat betekent het besluit voor school, de banden met ouders, medische gezondheid en veiligheid. De mening van het kind moet worden gehoord en hieraan moet passend gewicht worden toegekend.
Het belang van het kind zet je af tegen onder andere het maatschappelijk belang om tot een afdoening over te gaan waarbij het kindbelang een eerste overweging is. Dit betekent dat het kindbelang zwaar moet wegen.
Door op deze manier te werken, is het besluitvormingsproces om al dan niet door te verwijzen naar Halt in lijn met het Kinderrechtenverdrag net als de interventie zelf.
Ik dank u voor uw aandacht en wens u een mooi symposium toe.