Iedereen heeft recht op een plek om te wonen. Toch kunnen gezinnen uit hun huis worden gezet. Bijvoorbeeld vanwege huurachterstand, overlast of (drugs)criminaliteit. Als dat gebeurt, zijn er mensenrechten en kinderrechten die nageleefd moeten worden.
Zo is het verboden dat gezinnen dakloos worden door een huisuitzetting. Ook moet het welzijn en de ontwikkeling van kinderen beschermd worden. De overheid moet ervoor zorgen dat aan deze rechten wordt voldaan. Maar dat gebeurt niet altijd.
Dit soort rechten en verplichtingen zijn vaak vastgelegd in internationale verdragen, zoals het Kinderrechtenverdrag. Maar helaas zijn ze niet genoeg verankerd in Nederlandse regelgeving en beleid. Daardoor is de verwezenlijking van deze rechten afhankelijk van lokale kennis, keuzes in beleid en de inzet van individuele gemeenteambtenaren en hulpverleners. Dat leidt tot willekeur, ongelijkheid en uitsluiting.
Volgens Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer zijn kinderen bij huisuitzettingen onzichtbaar. Kalverboer: "Er wordt nooit met kinderen gepraat, ze krijgen geen ondersteuning en ze worden niet voorbereid op wat de toekomst gaat brengen. Juist voor kinderen is de impact van huisuitzettingen enorm. We weten hoe belangrijk het is voor kinderen om in een stabiele en veilige omgeving op te groeien. Zij zouden dus extra goed beschermd moeten worden."
De ombudsmannen zien wel dat er al stappen in de goede richting worden gezet. Zo worden betaalachterstanden vaker op tijd gesignaleerd waardoor huisuitzettingen kunnen worden voorkomen. Tijdens de coronacrisis was er een huisuitzettingsverbod. Nationale ombudsman Reinier van Zutphen: "Vroegsignalering helpt, maar is slechts een deel van de puzzel. De Kinderombudsman en ik roepen minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening dan ook op om extra stappen te zetten. Er moet op basis van een mensen- en kinderrechtentoets nieuw beleid en wetgeving komen waarbij de impact op sociale grondrechten centraal staat."