Gastcolumn: Werken en handelen in het belang van het kind

Een moeder is in nood en belt met onze ombudslijn. Een paar maanden geleden heeft ze hals over kop haar huis verlaten. Ze had schulden. Dat begon klein, maar werd steeds erger. Haar huur had ze al een half jaar niet betaald. En toen stond er onverwacht een ploeg voor haar deur om haar en haar twee kinderen uit huis te zetten. De huisraad ging naar het grofvuil. Een paar spullen kon ze redden. Nu woont ze tijdelijk bij familie honderd kilometer verderop. Ze hebben een dak boven hun hoofd, maar ze zijn niet thuis. Ze wil terug. Terug naar hun oude woonplaats. Het leven weer op orde krijgen. Weer samen een gezin zijn. Maar een urgentieverklaring voor een nieuw huis krijgt ze niet vanwege haar schuld. En om in aanmerking te komen voor schuldhulp, heeft ze eerst een vaste verblijfplaats nodig. Een huis dus. Moeder is de wanhoop nabij: kan de Kinderombudsman iets doen?

Thuiszitters vaak op andere lijstjes

U zult zich misschien afvragen, waarom vertelt de Kinderombudsvrouw dit verhaal? Dit aprilnummer gaat over zorg en onderwijs. En ik ben gevraagd om in dit kader een column over thuiszitters te schrijven - niet over armoede en schulden. Maar meer dan u denkt hebben die twee met elkaar te maken: armoede en schulden en thuiszitters. Het verhaal van deze moeder gaat namelijk verder. Haar oudste zoon van dertien kreeg in hun oude woonplaats psychiatrische hulp en extra ondersteuning op school. Nu ze honderd kilometer verderop wonen is die hulp tijdelijk stop gezet. Het gaat niet goed met haar zoon. Ook niet op de school waar hij nu tijdelijk naartoe gaat. Steeds vaker blijft hij thuis. De afgelopen drie weken is hij helemaal niet meer op school geweest. Ja, hij dreigt een thuiszitter te worden.

De noodkreet van moeder gaat echter niet over haar thuiszittende zoon, maar over een huis. Want pas als ze weer een huis heeft, kan ze hun gezinsleven weer op de rit krijgen. Als ze weer een huis heeft, kan haar zoon weer zijn psychiatrische hulp krijgen en terug naar zijn vertrouwde school waar het de laatste tijd juist zo goed met hem ging.

Zo hangt alles met elkaar samen. Thuiszitters zijn ook de kinderen die vaak op andere lijstjes voorkomen: het zijn ook de kinderen die opgroeien in armoede, ook de kinderen die jeugdhulp ontvangen, ook de kinderen die soms te maken hebben (gehad) met geweld, de kinderen wiens ouders op een vervelende manier gescheiden zijn en ga zo maar door.

Werken in het belang van het kind

Wat staat ons voor deze kinderen te doen? Als Kinderombudsvrouw heb ik twee belangrijke boodschappen. De eerste is dat we allemaal, ongeacht onze professionele taak, moeten werken en handelen in het belang van het kind. De vraag die dan het zwaarst weegt, is wat deze jongen nu en voor zijn toekomst nodig heeft. Een vaste woonplaats, een stabiel gezin, continuïteit van zorg en een vertrouwde schoolomgeving met passende ondersteuning.

Mijn tweede boodschap: om te handelen in het belang van het kind moeten we integraal kijken en werken. Wie professioneel met een thuiszitter te maken krijgt, moet vaak de oplossing van het probleem op meerdere terreinen zoeken. Daarnaast is de preventie van thuiszitters niet alleen iets voor het onderwijs, maar in het geval van deze jongen ook een kwestie van schuldhulp en huisvesting. Een ambtenaar die gaat over een urgentieverklaring voor een woning, moet dus ook kijken naar het belang van het kind. Door een woning toe te wijzen, werkt hij in dit geval ook aan het voorkomen van thuiszitten.

Ik mis dit integrale denken. Ik zie hokjes en kokers. Terwijl we ook de ambitie hebben dat er in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuis zit. Tussen die droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren. Maar als we van het belang van het kind onze belangrijkste wet maken en integraal gaan werken, dan kunnen we die droom wél waar maken.

Voorpublicatie

Dit is een voorpublicatie van de gastcolumn die Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer heeft geschreven voor het aprilnummer van onderwijsvakblad Van Twaalf tot Achttien.